Even opa dissen

Even opa dissen

Haar fijnbesnaarde gezichtje, haar bruine ogen en haar lichtblonde pluishaar geven haar een engelachtig voorkomen. Een hartendief die met haar lach en sprankelende oogopslag moeiteloos iedereen om haar vinger windt. Kleindochter L. is  in alles snoezig, schattig en vertederend.  

Haar  lieftallige uiterlijk verbergt een weliswaar vrolijk en open, maar ook een dominant, nogal kortaangebonden karakter; achter dat  poezelige gezichtje  schuilt een sterke, intelligente persoonlijkheid. Ze weet wat ze wil – en vooral ook wat ze beslist níet wil –  en laat dat merken ook.

Ze zet de wereld al helemaal naar haar hand. Hoewel ze nog amper kan praten, deelt ze in haar  eigen taaltje bevelen uit  aan iedereen in haar omgeving. En dat met de luide, schorre stem van een corpsstudente na het zoveelste avondje doorzakken.

Haar bevelen moeten onverwijld worden opgevolgd, op straffe van een verschrikkelijke woedeaanval. Dan werpt ze zich dramatisch huilend op de grond en blijft net zo lang liggen jengelen tot ze alsnog haar zin krijgt. En kijk, dan is daar opeens die stralende lach weer. Niks aan de hand, je moet gewoon doen wat ik wil.

Ze daagt de mensen om haar heen graag uit. Dan doet ze iets waarvan ze weet dat het niet mag en kijkt je vervolgens met glinsterende ogen aan om het effect van die actie te beoordelen. Heb je gezien wat ik deed? En wat denk je daartegen te kunnen doen? Ze weet heel goed dat boos op haar worden zo goed als onmogelijk is. Niemand wordt boos op een engeltje.

Op een ochtend zit ik de speeltuin op een bankje met een kop  koffie, even uit te rusten. Kleindochter L. scharrelt een stukje verderop rond. Op een bankje tegenover me zit een ouder stel, ook duidelijk een opa en oma. Kleindochter L. ziet ze ook. En ik zie hoe in haar hersentjes een plannetje groeit.

Met haar stralende lach komt ze op me afgelopen. Ik strek mijn armen al uit. Maar naast de man van het echtpaar houdt ze halt. Ze legt haar hand op zijn been, kruipt eens lekker tegen hem aan en zegt een paar keer ‘opa’. De man reageert verbaasd: wat heeft hij nu aan zijn fiets hangen? “Ja, dat is ook een opa hè”, probeert zijn vrouw. Maar kleindochter L. trekt zich niets van die twee aan. Die interesseren haar niet. Ik ben haar doelwit.

Al die tijd kijkt ze me strak en uitdagend aan, met sprankelende ogen en een spottend lachje om haar mond. “Opa”, zegt ze nog eens tegen de andere man. Ze neemt me nauwgezet op om mijn reactie te peilen: zie ik wat ze doet? Begrijp ik dat ze mij plaagt? Ja, dat begrijp ik en ik zie dat ze dat begrijpt. We begrijpen elkaar.

Ik kan niet anders dan lachen om deze diva-in-spé. Als ze dat ziet, verschijnt ook op haar gezicht een vrolijke grijns. Ze komt alsnog naar me toe en kruipt bij me op schoot. “Opa”, zegt ze, terwijl ze me schuin omhoog aankijkt. We weten allebei: opa gedist, grap geslaagd.

Ze moet nog twee worden.